Verslag fietsreis IJsland
ZOMER 2009

we gaan weer / voorbereiding / voor vertrek / aankomst / de grote stad en de crisis / de route in wegnummers /
onderweg met Bonny: tussen Þingvellir en Laugarbakki / de Strandavegur / weg 622 / voorbij Ísafjörður / in Reykjavík / een nieuwe route

pagina 10 van 12
ga naar: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12.

voorbij Ísafjörður
Op de camping vlakbij het centrum werd het ineens een drukte van belang. Waar kwamen al die fietsers plots vandaan? Toen direct daarop een groep rugzaktoeristen arriveerde was het sommetje snel gemaakt. De meeste waren fiets-in-de-bus-fietsers. Slechts een paar daarvan heb ik de dagen erna daadwerkelijk de fjord zien uitfietsen richting Hólmavík.


bij de oude bakkerij  bij de oude bakkerij  bij de oude bakkerij  bij de oude bakkerij

Na Bonny te hebben afgeleverd op het vliegveld stond ik er alleen voor. Dat was weer even wennen, en het viel me ook steeds zwaarder. Langzamerhand verander ik in iemand die het leuker vindt dingen samen te doen. Daar lijkt het in elk geval sterk op.
   Het was een déjà vu. Twee jaar geleden bij Bonny's vertrek kwamen ineens overal IJslandse Honden tevoorschijn. Tevergeefs hadden we daarvoor weken naar een raszuiver exemplaar gezocht. Dit jaar zochten we min of meer vergeefs naar zeehonden (bij Latrabjarg wel zien zwemmen). Een giervalk was ons ook nog niet gegund. Laat staan een walvis of dolfijn.
   Bij het ontwaken scheen de zon aan de overzijde van het dal. De tent die moest drogen na de forse regenbuien van die nacht stond fijn in de schaduw. Om de tijd te doden ging ik op onderzoek uit naar een waterval aan de zonzijde. Fotogeniek was deze niet. De nieuwe fotoserie met de klaprozen leverde hopelijk meer op.

Papaver radicatum  Papaver radicatum  Papaver radicatum  Papaver radicatum
Papaver radicatum  Papaver radicatum  Papaver radicatum  Papaver radicatum

Vanuit de fjord kwam een grote witte wolk het dal inkruipen. Het zonnetje kon hier aan het einde echter net stand houden. Waar het water van de fjord begon, mistte het. Met een inmiddels zo goed als droge tent vertrok ik toch maar. In de mist bleek het een stille wereld. Wind stond er praktisch niet en het verkeer viel reuze mee. Het fietsen in dit gedeelte van de Westfjorden bleek een makkie. “Met twee vingers in de neus,” zou Mart Smeets zeggen. Zo vlak als een weg op IJsland zijn kan, én asfalt. Wat wil je nog meer?
   Bij Hvítarnes lagen bij eb drie zeehonden op de rotsen te zonnen. Als er zon zou zijn geweest dan toch. Twee gingen er bijna meteen vandoor toen ze mij op de fiets zagen naderen. De laatste bleef echter lekker liggen. Eindelijk zeehonden! Een paar honderd meter verder lagen er nog veel meer voor de kust. Alle bleven liggen. En een avontuurlijke kwam me nieuwsgierig opnemen. Hier en daar zijn kop vlak voor de oever uit het water stekend. Een paar keer sprong er een van plezier (?) half uit het water. De dag begon goed. Na een Snickers gegeten te hebben vervolgde ik mijn weg.

zeehond  zeehond  zeehond  zeehond

Een eindje de volgende fjord in trok een V-vormige rimpeling mijn aandacht. Jarenlange visobservatie had me geleerd dat deze rimpelvorm geen speling van de wind was. Mijn interesse was gewekt, en terecht. Het duurde maar even of de rimpelmaker liet zich zien. Hoofd, rugvin, staart; en dat telkens weer (meer rugvin, staart). Zwart van kleur en zo'n anderhalf tot twee meter lang schatte ik. Zowaar een dolfijn! Hoogstwaarschijnlijk een bruinvis. Het moest toch niet gekker worden. Je hebt soms van die dagen. IJsland probeerde me iets duidelijk te maken (probeerde me na het afscheid in een betere stemming te brengen).
   Als we dan toch bezig zijn, doe dan ook maar een zeearend van dichtbij, dacht ik. Wauw, wat kwam daar aan? De vergezellende raaf leek een spreeuw bij deze gigant. Dat was een arend. Hij vloog me tegemoet en ging een eind onder de mistwolk op de rotsige keien zitten. Steeds verder naderde ik hem, tot ik loodrecht onder hem aan de voet van de helling stond. Jazeker, dit was een hele echte.
   Doodstil was het. Ik bevond me weer op de grens van zonlicht en mist. Het licht was onbeschrijflijk; sprookjesachtig, feeëriek, zacht en bedwelmend. Genoeg hebbend van de starende ogen koos de keizer het luchtruim. In volle glorie spreidde hij z'n vleugels. Vlak boven mijn hoofd draaide hij. Ik kon de schittering in zijn ogen zien en zijn veren tellen. Zijn staart vuilwit en hij was gewapend met een grote gelige haaksnavel. Alsof ík nog overtuigd moest worden. Daarna loste hij op in de mist. Heel onwerkelijk dit. Achter me scheurde een auto voorbij, onwetend van hetgeen zich hier even tevoren had afgespeeld. Zouden de inzittenden het überhaupt hebben kunnen zien? Laat staan ervaren.
   Ook nu was het jammer dat Bonny dit moest missen (net als met de honden de vorige keer). Ik heb haar direct maar een sms-je gestuurd: zeehonden, dolfijn en zeearend.
   Vreemd was het niet juist hier een arend te treffen. Vigur, het eiland, ligt hier namelijk op een steenworp afstand vandaan en daar leven vogels te over. Met name eidereenden. En laten deze nu, samen met Noordse stormvogels, het hoogst op het verlanglijstje van de zeearend staan. Vanwege zijn voorliefde voor eidereenden is (wordt illegaal?) de zeearend op IJsland meedogenloos vervolgd en is er bijna uitgestorven geweest. Eiderdons levert de boer ook in de huidige tijd nog veel geld op.
   Een tegen sms-je volgde snel: “Bewijs wil ik zien, dus kom maar op met die foto's.” Dan moet ik toch eerst een 500mm-lens hebben. Al had ik die bij de arend bij lange na niet nodig gehad. Helemaal ongeloofwaardig werd het toen ik nog geen tweehonderd meter na de telefoon opgeborgen te hebben een bekend silhouet zag zitten op een rotspilaar langs de waterkant. Dat is er toch een? Het is in elk geval een valkenpostuur. Het duurde even voor hij wegvloog. Van me af. Was het dan toch een meeuw? Maar die stijve vleugelslag dan? Hij verdween achter een paar rotsen uit mijn directe blikveld. Ik keek voor me of de weg vrij was opdat ik door kon fietsen. Toen ik achterom keek om hetzelfde te doen werd ik aangenaam verrast. De valk, een echte giervalk, vloog vlak langs me heen, en ook met hem kwam ik oog in oog. “Eye to Eye” zou ons aller voorbeeld Frans Lanting zeggen.
   Het was mooi geweest voor vandaag. De zon begon terrein te winnen. De bocht voor me baadde in het felle licht. Eenmaal daar voorbij reed ik in de regen, zo snel kan het gaan. De mistwolk, nu kleiner en teruggetrokken bleef hardnekkig in het midden van de Ísafjarðardjúp hangen. Er bovenuit staken de bergen van de Snæfjallaströnd met als witte top de gletsjer Drangajökull. Voorlopig schijnt het zonnetje weer; het was een buitje van niks. En riep daar iemand dat de bosbessen rijp zijn?

wilde zwanen

En dan zit je ineens met een teveel aan tijd. Ik dacht vier weken alleen te moeten doorbrengen, dat bleken er vijf te zijn. Het valt ook niet mee een kalender goed te lezen. De fietstocht van Ísafjörður naar Hólmavík, via Kaldalón, bleek met deze weersomstandigheden een makkie zodat ik er slechts één week over deed in plaats van de verwachte twee.

einde van weg 635      
Kaldalón  uitloper Drangjókull  uitloper Drangjókull  uitloper Drangjókull
Unaðsdalskirkja  Unaðsdalskirkja  Unaðsdalskirkja  Unaðsdalskirkja  

Ik had met Bonny afgesproken in Stykkishólmur. Zelfs kruipend en met de nodige omwegen daar in de omgeving doe je er vanuit Hólmavík geen drie weken over. Wat te doen? Niet alleen had ik teveel tijd, het fietsen begon me inmiddels ook vreselijk tegen te staan. Er moest iets gebeuren om het tussen de oren niet helemaal te laten ontsporen. Ik heb nooit geweten wat ik op IJsland zocht, net zo min als dat ik weet wat ik er precies gevonden heb. Maar ik heb het gevonden, waarom had ik anders steeds minder zin om te fietsen? Kennelijk was ik er klaar mee. Waarom werd het anders steeds moeilijker die knop om te zetten? IJsland op de fiets, het lijkt voor mij zijn langste tijd te hebben gehad.
   Ik stuurde een sms-je naar onze IJslandse vriendin met de volgende strekking: volgende week Baula? En het weekend daarop Landmannalaugar? Het bevestigende antwoord bracht weer hoop. Ik had tenminste weer een doel om voor te fietsen. Voor degenen die mijn verslag uit 2000 kennen komt de Baula niet als een verrassing. Ik had destijds namelijk gezworen eens op de top van die berg te staan. Dit leek me daarvoor een uitstekend moment. En met de grootste toeristendrukte voorbij zou een kennismaking met Landmannalaugar ook best mee kunnen vallen. Er rondgeleid worden door een deskundige is natuurlijk ook mooi meegenomen. Binnendoor, over de F338, zou ik er vanaf de Baula redelijk snel kunnen zijn.

Kaldalón  Kaldalón  Kaldalón  Kaldalón
Kaldalón

´s Maandags vertrok ik vol goede moed vanuit Hólmavík om via de Tröllatunguheiði (weg 605) naar de westzijde van de bergen te fietsen. Het kostte wat zweetdruppels, de uitzichten echter vergoedden veel. Deze keer dacht ik de pech te hebben aan de verkeerde kant te zijn begonnen. Een helling van 14% betekende het moeizame duwen van de fiets. Een stuk van de afdaling bleek echter 16%. Dat betekende zowel een meevaller als weer een forse aanslag op de velgen van mijn fiets. Wat schuurde dat gravelstof weer lekker tussen de remblokjes en het aluminium. Hoelang zou mijn achterwiel het nog aankunnen? Dat ik thuis mijn velg zou moeten vervangen stond wel vast. Hier kon ik niet meer dan mijn vingers kruisen.
   In het dal rechts naast me werd een nieuwe weg aangelegd. Eentje die voldoet aan de eisen van deze tijd. Breed, asfalt, comfortabel en gemaakt om met de huidige generatie voertuigen snel van A naar B te komen. Ik mag toch hopen dat de oude weg ook blijft bestaan. Die biedt een veel mooiere route.
   Door de aanleg van een dam, met als resultaat het verkorten van de weg, bleek de Gilsfjörður bijna geheel vrij van verkeer. Al die wegverkortingen blijken goed uit te pakken voor fietsers, de oude routes worden er heerlijk rustig van! De omweg over de 602 en 690 bleek de moeite waard. Nog nooit zoveel los lopende konijnen op IJsland gezien! En weer een Gullfoss aan mijn lijstje toegevoegd.

Gilsfjörður  Gilsfjörður  Gilsfjörður  Gilsfjörður

De wind begon al iets aan te trekken en in de avond volgde regen. De wind bleef, de regen niet. Veel genieten van de zon kon ik de volgende dag niet. In de schaduw van de bergen fietste ik over de Skarðsströnd (590). Zelden zo´n rustige weg meegemaakt! En nog niet kapotgereden ook! De omweg over dit uitstulpsel was niet alleen bedoeld om de tijd te doden (het was dinsdag en pas zondag werd ik bij de Baula verwacht). De kans hier een zeearend te zien was heel groot. In de Breiðafjörður houdt zich namelijk het grootste deel van de populatie op, de Westfjorden komen op plek twee. Overigens hadden de arenden in 2009 een zeer goed broedjaar.
   Voorbij Skarð voelde ik datgene aan het achterwiel waar ik al die tijd bang voor was geweest. Hetzelfde euvel als eerder bij het voorwiel. De helling van 16% bleek de genadeklap te hebben toegediend. Ondertussen had het zonnetje mij bereikt en bleef de wind aanwakkeren, er verschenen weer witte koppen op de golven. Eenmaal aan de Fellsströnd zou ik dekking van de bergen hebben.
   Oké de velg scheurde, wat nu? Eerst maar eens zonder de achterrem te gebruiken rustig doorfietsen. Zonder te remmen kon de velg immers niet verder slijten. Dit werkte slechts heel even. De druk in de banden bleef de gescheurde plek verder naar buiten duwen. De velg bleef zodoende schuren langs het rechter remblokje. Het verlagen van de druk bracht ook voor enige tijd verlichting. Het was echter wel duidelijk dat ik de Baula zo nooit zou halen. Mijn sms-je om Bonny's achterwiel door onze vriendin daarheen te laten meebrengen bleek al gauw achterhaald. Zelfs een drukverlichting van bijna 80 kilo hielp niet meer. Ik had besloten te gaan wandelen. Daarna moest ik het remblokje verwijderen. Allemaal maatregelen die even hielpen; ik was nog steeds in beweging! De binnenband brak langs de gescheurde plek op de velg naar buiten. Een kwestie van tijd, en hij was lek. Toen stond ik echt stil. De enige troost: een gezochte zeearend zeilend langs de steile helling.

aan de kust  modder structuur  modder structuur  
modder structuur  modder structuur  zeepier  aan de kust

Met moeite vond ik een geschikte overnachtingsplek, die lag vlak voor de afslag naar Dagverðarnes. Windgedekt achter een helling en met stromend water in de nabijheid, wat wil je nog meer? Op zijn vroegst vrijdag zou ik kunnen worden opgehaald door mijn redster uit Reykjavík. Op deze plek zou ik best tot rust kunnen komen en wellicht zelfs wat kunnen schrijven. Dinsdag nacht sliep ik nog goed.
   ´s Woensdags begon het te regenen en de wind bleef sterk. Ik kreeg zelfs enkele regels op papier. Een sms-je met de boodschap dat ik reeds donderdagmiddag opgehaald zou kunnen worden beantwoordde ik met dat dat niet nodig was: Eindelijk de tijd om te schrijven! Woensdagnacht zwol de wind aan tot een angstaanjagend niveau en regende het onophoudelijk. Zelfs op mijn beschutte plek, ten opzichte van de windrichting stond ik ideaal, klapperde de natte tent bijna voortdurend en huilende windstoten klapten zo nu en dan op mijn onderkomen als aanvallende giervalken op hun prooi. Van de steile rotswand in de verte kletterden zo nu en dan grote rotsblokken naar beneden. Doffe klappen op een veilige afstand.

op weg naar de gletsjer  bij de gletsjer  bij de gletsjer  op weg naar de gletsjer
structuur rotsblok  bij de gletsjer  bij de gletsjer  bij de gletsjer

Om te kunnen slapen was ik aangewezen op de meegebrachte oordopjes. Ze hielpen voor even. Tot ik midden in de nacht helemaal gedesoriënteerd wakker werd. Badend in het zweet, in het pikkedonker en zonder wat te horen. Een gevoel van zeeziekte overviel me. Eerst die slaapzak maar eens uit, want koud was het niet. Dan die dopjes maar eens. Langzaam keerde ik terug in de wereld.
   In de loop van de ochtend nam de wind af, zo nu en dan was het zelfs windstil. Ook de regen hield zich in. Aldus begon de donderdag. Vermoeid als ik was had ik geen zin in te schrijven, bovendien had ik het gevoel dat het ergste nog niet achter de rug was. Mijn vriend de wind meldde zich die middag al vroeg. Dat besloot ik maar eens te checken. Lang leve de techniek! Een sms-je naar Reykjavík, met de mededeling dat het hier een ruige nacht was geweest en met het verzoek de weersvoorspelling eens te raadplegen, was snel verstuurd.
   Het is voor iemand die de IJslandse aard een beetje kent volkomen duidelijk wat het volgende antwoord betekent dat me eind van de middag net voor ik een slaappil wilde nemen bereikte: “Could ask my brother to get you tonight if you want? The weatherforecast doesn´t look that good”. Ik dank je de koekoek. In goed Nederlands betekent dit zoiets als: Zorg dat je daar als de sodemieter wegkomt, de pleuris zal daar vannacht uitbreken.
   Ik verzocht daarom om evacuatie. Terwijl zij haar broer probeerde te bereiken, besloot ik - voor het geval dat – een betere plek te zoeken. De wind nam snel in kracht toe. Zo was het nog windstil, een halve seconde later volgden klappen op de tent waar je stil van wordt. En ze lijken uit alle richtingen te komen. In feite doen ze dat ook. Het is hier soms gewoon zo dat een windvlaag die met 'tig kilometer per uur van links komt direct gevolgd kan worden door een minstens zo harde van rechts, of van voor of achter.
   Na weer zo'n klap besloot ik de tent in te pakken. Ik hoefde niet te weten hoe sterk deze uiteindelijk zou zijn. Het leek uren te duren voor het verlossende sms-je kwam: om 21.00 zou haar broer bij mij zijn. Ik hoefde alleen maar te zorgen dat ik nog een paar uurtjes warm bleef. Mijn zoektocht naar een betere plek was trouwens op niets uitgelopen. De enige plek die daarvoor in aanmerking kwam liep al spoedig onder water. De vloed was blijkbaar buitengewoon hoog. Planten die normaal ruim op het droge groeiden stonden nu bijkans een meter onder. Met deze waterstand zou het laagwatergedeelte van weg 622 ook vast en zeker onderlopen.

sneeuw en ijs  sneeuw en ijs  sneeuw en ijs  sneeuw en ijs
sneeuw en ijs  sneeuw en ijs  sneeuw en ijs  sneeuw en ijs
sneeuw en ijs  sneeuw en ijs  sneeuw en ijs

Met verbazing sloeg ik het schouwspel gade. Alleen de wind al is een goede reden niet op IJsland te willen wonen. In Nederland zouden de klinkers uit de straat waaien, zo ging het af en toe tekeer. Bonny mailde dat er in Nederland een weerswaarschuwing was afgekondigd. Benieuwd wat het KNMI zou melden bij hetgeen zich hier op IJsland afspeelde. Waarschijnlijk zou de algehele noodtoestand worden afgekondigd. De miezelregen begon over te gaan in echte regen, horizontale regen wel te verstaan. Mijn wandelingen op en neer langs de kant van de weg om warm te blijven moest ik daarom staken. Die nattigheid verergerde de kou alleen maar. Enige beschutting kon ik nog vinden bij het bruggetje. De druppels waaiden nu tenminste langs me heen. Springen en handen klappen zorgden voor wat warmte.
   Ik besloot mijn spullen klaar te gaan leggen langs de weg. Net had ik het wieltje van mijn aanhangertje gehaald toen er een auto aankwam. Het was tien voor half negen, toch kon het er maar een zijn. Hier passeerden op een goede dag ongeveer vijf auto´s, hoeveel zouden het er met dit beestenweer zijn? Het was mijn lift. Volgens hem zat ik op de plek waar het weer het ergst was, van hetgeen hij onderweg had gezien. Was ik even blij hem te zien! De reis naar Reykjavík duurde meer dan drie uur. Met de aantekening dat we op Krosshólaborg nog even wat aan 'sightseeing' hebben gedaan. Ik moest toch even zeker weten of deze plek met het grote kruis inderdaad de plek van Aud de Diepzinnige was (borden ter plaatste bevestigden dat). We renden naar het informatiebord, en gingen even snel weer terug.

gletsjerrivier  gletsjerrivier  gletsjerrivier  gletsjerrivier

In de veilige auto zag ik IJsland eens heel anders. De omstandigheden en het landschap veranderden razendsnel. Overal richting Reykjavík begon het noodweer te worden (zeker in mijn beleving). Op een paar plekken waaide het extreem hard, en voor IJslanders zijn dat bekende punten. De westzijde van de Hafnarfjall en de westzijde van de Esja zijn twee van die plaatsen. (Een paar dagen later waren er op het nieuws beelden dat er daar bij de Esja een kampeerauto en een paardentrailer van de weg waren geblazen. En dat op een dag dat gewoon het zonnetje scheen.)
   We passeerden de Baula. Ik kon me niet herinneren dat deze zo steil was. Mijn chauffeur zou zondag met ons meegaan. Mooi, dan had ik al twee klimgeiten voor me. Wellicht was het beter mijn fotospullen maar thuis te laten. Dat zou een hoop gesjouw schelen. (volgende pagina...)

modderstructuur

we gaan weer / voorbereiding / voor vertrek / aankomst / de grote stad en de crisis / de route in wegnummers /
onderweg met Bonny: tussen Þingvellir en Laugarbakki / de Strandavegur / weg 622 / voorbij Ísafjörður / in Reykjavík / een nieuwe route

pagina 10 van 12
ga naar: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12.